Translate

dinsdag 28 december 2010

De identiteit van een schaatsfan oftwel ode aan TImmer

Ergens in de jaren negentig ging mijn broer in Heerenveen werken en wonen. Heerenveen, dat was en is het mekka van het schaatsen. De enige plaats in het land waar een zouttekort terecht is. En wonen en werken  in Heerenveen betekende kaartjes voor Thialf, dat ik ergens in die jaren voor het eerst betrad.

Het schaatsen volg ik sinds 1980, maar toen nog als puber op de bank. Niet de Olympische spelen met Eric Heiden maar het wereldkampioenschap van Hilbert_van_der_Duim is mijn eerste herinnering. De heroïsche strijd in de sneeuw. Van der Duim, wiens rondje te weinig me altijd bijgebleven is, zittend op de bank, de rondetijden noterend. Schaatsen in de jaren '80, in de sneeuw en in mijn beleving was er elk WK weer een onbekende Rus die in de afsluitende 10 km toch nog de winst wist te pakken.

In Thialf staand werd het schaatsen pas echt een belevenis. De klapschaatsen op het ijs tikkend, de billen van Shimizu die net boven de boarding uitsteken. De ongelooflijke snelheid. Een aantal jaren lang was ik bij elke wedstrijd, worldcup, EK of WK in Thialf te vinden. Al werd het minder. Vooral toen ergens rond 2000 een jongen op gesponsord kaartje en met een Deloittemuts op zijn hoofd me op zondag tijdens de afsluitende vijf kilometer bij de dames vroeg: "Hoeveel ritten moeten die wijven nog". Het einde van het schaatsrespect.

Vandaag heeft Marianne Timmer haar afscheid aangekondigd. Van alle Nederlandse schaatsenrijders is zij degene waar ik (en ik denk velen met mij) het meeste plezier hebben beleefd. Allereerst omdat zij het onmogelijke deed: ze won dat wat ze volgens niemand ooit zou kunnen winnen. En dat deed ze in een stijl en met een klasse die zelden op het ijs te zien is geweest. Daar kwam bij dat Marianne altijd als zichzelf overkwam als ze weer eens door een journalist ondervraagd werd over een mislukte rit. Haar gelijk bewees ze tijdens die twee Olympische spelen, waar ze drie maal goud won en tijdens het WK van 2004 toen ze als eerste Nederlandse de WK sprint wist te winnen.

De mooiste overwinning is en blijft de 1500 meter in Nagano, de klassieke afstand die eigenlijk te lang voor haar was. Ik herinner me nog dat ik die race in de auto beleefd heb, poolend op weg naar school. Bij aankomt op de parkeerplaats was het bijna half negen, de lessen gingen beginnen. Maar we luisterden naar de laatste meters van de concurrentes om zeker te weten dat Marianne echt goud had.  En hoewel ik ook met tranen in de ogen de gouden medaille van de Nederlandse volleyballers begroet heb, ben ik altijd van mening geweest dat HET sportmoment van de 20e eeuw toch niet het Olympisch volleybalgoud had moeten zijn, maar de gouden medaille van Marianne Timmer in 1998.

Marianne stopt. Op een manier die karakteristiek is voor haar. Een manier ook die past bij haar klasse en haar stijl. De stijl van de grootste schaatsenrijdster die we in dit land ooit hebben gehad. En alleen omdat ik de tijden van Ard en Keessie niet bewust heb meegemaakt, gebruik ik hier de vrouwelijke vorm. Maar in de dertig jaar dat ik het schaatsen volg, is zij voor mij de grootste Nederlander die ooit de ijzers in het ijs heeft gezet.

woensdag 22 december 2010

De identiteit van de accountant

 Ik heb geschiedenis gestudeerd. En nog steeds ken ik alle jaartallen. Alleen weet ik niet meer wat er gebeurde.

(De begrijpende lezer, dus degene die hier bewust terecht komt, kan deze alinea tussen haakjes overslaan. Maar voor de minder begripvolle lezer zal ik even tellen: 3 voor C, 2 voor C, 1 voor C, 1 na C. 2 na C, 3 na C.... De jaartallen kloppen, ik ken ze nog. En ja, het jaar 0 sla ik bewust over. Het jaar 0 bestaat niet. De 21e eeuw is dus in 2001 begonnen en over een ruime week begint het tweede decennium van de 21e eeuw; maar dat alles terzijde.)

Ik ken alle jaartallen, maar weet niet wat er gebeurde... Als de accountant die zegt: ik ken alle cijfers, maar weet niet meer wat ze betekenen. En zoals mijn identiteit als historicus aan erosie onderhevig is, lijkt dit ook voor de identiteit van de accountant te gelden.

Vroeger was, in elk geval voor mij, de identiteit van de accountant helder. De accountant was stoffig en saai. Om de een of andere reden, ben ik die stoffige en saaie accountant nog maar zelden tegenkomen. De meeste accountants die ik ken zijn stoffig noch saai, eerder dynamisch en interessant. Ligt dat aan de accountant in het algemeen of aan mij? Zijn accountants dynamisch en interessant of kom ik juist alleen die accountants tegen? Maar ook dit, terzijde. Want de accountant, stoffig of dynamisch, saai of interessant, bevindt zich in een identiteitscrisis. Althans, in mijn optiek.

Er zijn in dit land zo'n 20.000 accountants. Een hele hoop. En al die accountants zijn op zich bevoegd tot het uitvoeren van wettelijke controles op de jaarrekening. De meeste accountants doen echter wat anders en misschien mag ik wel zeggen wat zinvollers. Want het controleren van de jaarrekening is toch weinig meer dan toevoegen van zekerheid aan het verleden. Een soort historicus derhalve. Maar die controlebevoegdheid brengt wel heel wat regelgeving met zich mee. Regelgeving die in meer of mindere mate ook drukt op de accountants die andere dingen doen. Regelgeving waar iedereen die zich "accountant" wil noemen, mee te maken heeft.

Iedereen die zich "accountant wil noemen". Want dat is misschien wel hetgeen alle accountants in dit land het meeste bindt: dat ze zich accountant willen noemen. Het zijn niet de werkzaamheden maar de titel die de accountants binden. Ook in dat opzicht lijken accountants op historici. Er zijn vele historici in dit land maar slechts een zeer beperkt aantal voert daadwerkelijk een beroep uit waar de term "historicus" eigenlijk voor bedoeld is. Het grote verschil met de accountant is echter dat de gemiddelde historicus zich wellicht nog wel drs (of tegenwoordig master) wil noemen, maar het woord historicus zelden op zijn visitekaartje te vinden is. En daar is geen regelgeving voor nodig. De "accountant" wil echter graag accountant zijn, ook als hij dit - in de betekenis van wettelijk controleur - feitelijk niet is. De oorzaak hiervan is al vaak beschreven: het vermengen van opleidingstitel met beroepstitel. En dit stamt met name uit een tijd dat registeraccountants een zware (om niet te zeggen) zeer zware opleiding hadden genoten waar geen titel als drs of ir aan verbonden was.

Die accountant bevindt zich momenteel naar mijn mening in een identiteitscrisis. En dan niet eens een enkelvoudige maar eentje met meer dimensies dan de 10 of 11 dimensies die in de snaartheorie onderscheiden worden. Dimensies die bovendien heel verschillend van aard zijn: van de kritiek op de rol van de accountant bij schandalen en de economische crisis tot de grote discrepantie tussen opleidingseisen en werkzaamheden van de mkb-accountant, van de wettelijk controleur die als een historicus zekerheid aan het verleden geeft tot de "adviseur" die toekomstgericht naar de klant kijkt.Vraag tien accountants wat een accountant nu eigenlijk moet zijn, en je krijgt tien verschillende antwoorden.

Bestaat de accountant eigenlijk wel, anders dan in de gedachte van de accountant die zich accountant wil noemen? In mijn optiek is het antwoord op die vraag een volmondig NEEN. De accountant bestaat helemaal niet. Hij is als de nieuwe kleren van de keizer, of beter nog, als de ether nadat Michelson en Morley er niet in waren geslaagd om het bestaan ervan aan te tonen. En zoals het niet bestaan van de ether om de beginnershouding vroeg die Einstein als uitgangspositie nam voor zijn speciale relativiteitstheorie zo moeten we misschien ook een beginnershouding aannemen bij het beantwoorden van de vraag wat nu eigenlijk de identiteit van de accountant is. En die beginnershouding betekent dat we er van uit moeten gaan dat de accountant niet bestaat.

Als ik met die beginnershouding kijk naar de werkzaamheden die door accountants worden uitgevoerd, dan zie ik heel veel, bedrijfseconomisch georiënteerde zinvolle activiteiten. Van het voeren van de boekhouding tot het advies bij uitbreiding, van de fiscale aangiftes verzorgen tot een organisatieadvies. Van het begeleiden van de onderneming bij groei tot het ondersteunen bij overdracht of overname en zelfs bij liquidatie. En daarnaast zie ik enkele historici, die een oordeel geven over het verleden en zich daarbij hun vingers niet mogen branden aan de futurologie. Als ik vanuit die beginnershouding kijk, bestaan accountants net zo min als de ether.

En de wettelijk controleur? De wettelijk controleur is een historicus die zich in de traditie van Collingwood buigt over het verleden. En als we de wettelijk controleur accountant blijven noemen, dan is de accountant van de toekomst de historicus met voldoende kennis van bedrijfseconomie om de gedachten achter de jaarrekening in zijn eigen geest te heropvoeren. Een historicus, die toekomstgericht weinig of geen toegevoegde waarde oplevert. Want historici zijn wars van futurologie.                  

dinsdag 21 december 2010

De identiteit van de chatter

Vanaf ergens midden jaren '90 chat ik. Waar het begonnen is, weet ik niet meer precies. Maar ik herinner me in elk geval nog wel de Compuserve-omgeving, een besloten deel op het WWW, waar je met andere Compuserve-internetters in contact kon komen. Het waren bijzondere tijden. Via de chatmodules van Compuserve chatte ik met gebruikers uit de hele wereld. Anoniem, althans, dat dachten wij. Later kwamen allerlei andere omgevingen. Chatcity, dat was er ook zo een. Omgevingen waarbij je nog steeds de programmatuur moest downloaden. Het chatten via de (java-applicaties in de) browser moest nog uitgevonden worden. Later kwamen applicaties als ICQ. Dat was in het begin wel heel bijzonder, chatten via zo'n platform. Dan gaf je toch een stukje privacy op, dacht je. Het direct met elkaar contact leggen, kunnen zien of iemand online is... Als je dan iemand toevoegde was het toch zoiets als twee kinderen die elkaar voor een verjaardagsfeestje uitnodigen.

De chatapplicaties werden geavanceerder. MSN deed zijn intrede. En van zuiver vrijetijdsgebruik werd het contact via de chat ook steeds meer "niet-privé". Ik herinner me nog dat ik een jaar of vijf geleden een computerpracticum gaf. Een studente had MSN open staan. Ik maakte daar een opmerking over en toen kreeg ik als reactie: "Ja maar ik werk samen met x, zij zit thuis te werken aan onze opdracht en via MSN overleggen we met elkaar". Oops. Ik voelde me even heel erg oud. MSN-en over de studie...

Chatten doe ik nog steeds, zei het minder dan pak hem beet tien jaar geleden. En soms kom ik op bijvoorbeeld MSN nog eens iemand tegen waarvan ik, en hij of zij, denkt: wie is dat nu. Want de optie om notities op te slaan... die heb ik nooit gebruikt. Daarvoor is chatten voor mij altijd een te vluchtig medium geweest. Chatten, dat doe je voor een paar avonden, om iemand te leren kennen die je niet kent, en die je eigenlijk ook niet verder wilt leren kennen. Want om iemand echt te leren kennen, dan ga je de kroeg wel in (of sinds we kinderen hebben: samen met de kinderen naar de dierentuin). En dus ben ik de meeste chatcontacten al lang vergeten, zelfs die contacten waarmee ik soms avonden heb gechat over het leven, het werk, de toekomst van de aarde, het feit dat tijd niet bestaat, computers, kinderen en zelfs de liefde. Maar de contacten waren altijd vluchtig en verdwenen met de snelheid waarmee ze kwamen. Soms waren het er veel, gingen verhalen en beelden door elkaar lopen, vertelde ik drie keer hetzelfde verhaal en las ik even vaak hetzelfde.

Mieke heeft dat chatten heel lang overgeslagen. Maar sinds een paar maanden is zij volop bezig. Modern chatten, zou je zeggen. Maar Mieke heeft een hele handige truc bedacht: een schriftje. En tijdens het chatten schrijft ze in het schriftje dingen op over de mensen waar ze mee chat. En dat vind ik nu zo heerlijk SoMe-modern: schrijven in een schriftje. Maar, ik moet eerlijk zeggen, het werk wel!

maandag 20 december 2010

De identiteit van een zoutstrooier

Hoewel morgen de winter pas officieel begint, is het zout al op. Tenminste, in Overbetuwe. Dat las ik in elk geval vrijdagavond al op Twitter. Mijn broer heeft er meteen maar een Twittercampagne van gemaakt, en wie zoekt op #zoutloos ziet zijn (en ook mijn) verbazing over het Overbetuuwse zouttekort. Alsof de gemeente een massacampagne tegen hoge bloeddruk begonnen is, maar oorzaak en gevolg volkomen verkeerd heeft ingeschat. Want zouttekort bij dit weer leidt tot stress bij een ieder die de straat op moet, en daarmee eerder tot een hogere dan een lagere bloeddruk. Waarmee de relatie tussen zoutgebruik en bloeddruk aan een nieuwe medisch onderzoek onderworpen moet worden.

De vraag is natuurlijk hoe dit kan, het zouttekort nog voor de winter begint. En dat na de ervaringen van vorig jaar. Volgens mij is het antwoord redelijk eenvoudig. Want voor het eerst in mijn leven zie ik in zowat elke winkel die ik binnenkom emmers met "strooizout" staan. Waar we vroeger nog wel eens gewoon volkomen zinloos een bus keukenzout over ons stoepje strooiden, kunnen we tegenwoordig strooizout in emmers van 7,5 kg kopen.

Nou vroeg ik me af hoeveel zout je eigenlijk nodig hebt. Enig gegoogle levert cijfers op van 10-20 gram zout per m2. Ik weet echter niet zeker of ik dit goed heb (de daadwerkelijk geïnteresseerde lezer moet maar eens hier beginnen), maar als dit zo is dan strooi je met een emmer van 7,5 kg toch al snel 375-750 m2. Dat is een flinke stoep.

Het is dus glashelder waar het zouttekort vandaan komt. Strooizout wordt sinds vorig jaar aan particulieren verkocht in emmers die genoeg zijn voor een hele straat, maar gebruikt worden voor een enkel tuinpad. Het emmertje dat ik bij de gemiddelde doe-het-zelver kan kopen, is genoeg om mijn hele straat te strooien. En dan ontstaat er vanzelf een zouttekort. De reden van deze verkooptruc is natuurlijk duidelijk. De argeloze particulier wil best een paar euro betalen voor een emmertje waar een strooiende gemeente niet meer dan een paar dubbeltjes over heeft. En zo rinkelt de kassa van de zoutindustrie.

Mijn broer ergert zich, terecht, aan de gemeente waar de provisorische schaatsbaan in het centrum het minst gladde deel van het dorp is (als ik althans mijn vrouw mag geloven die vandaag als EHBO-er geen botbreuken op de schaatsbaan heeft geconstateerd, dus zo glad zal het daar wel niet zijn). Terwijl de oplossing zo eenvoudig is. Laat iedereen zijn teveel aan zout (van zo'n emmer toch gauw 80 %) inleveren en elke weg kan morgen nog gestrooid worden.

dinsdag 14 december 2010

De identiteit van de SoMe-balans

Een laptop met deze blogpagina en Linkedin, een netbookje met Facebook, werk-email op de Iphone en Twitter op de HTC... Om een beetje blij te blijven in de SoMe-wereld heb je aan één enkel apparaat niet genoeg. Overigens, voor ik verder ga, eerst even een opmerking voor diegenen die alleen hoofdletters lezen: Er staat SOME in de kop en niet enkel S en M, dus als u dat zoekt, klik even op een van de advertenties naast deze blog....

Zo zittend kwam bij mij wel de vraag af of mijn SoMe leven nog wel in balans is. Want de SoMe-balans, dat wordt na het Montignaccen en SonjaBakkeren toch het balansgebeuren van de jaren 10 van deze eeuw. Of we qua gewicht in balans waren, konden we onder meer aflezen aan de Queteletindex, waarbij we ons gewicht moeten delen door het kwadraat van de lengte en dit getal dan tussen de 18,5 en 25 zou moeten uitkomen. In dat geval is er sprake van een gezond gewicht.

Maar hoe zit het nu met de balans in de SoMe? Wanneer vinden we die? En wat is een balans in de SoMe? Naar mijn mening is een gezonde balans in de SoMe een gezonde verhouding tussen werk en privé, uiteraard rekening houdend met de identiteit genoemd in mijn eerste blog. De vraag is nu natuurlijk, waar ligt die verhouding?

Laten we eens eenvoudig beginnen. Onze werkcontacten zitten in Linkedin, de privécontacten in Facebook (voor de lezer die denkt: en Hyves dan.... deze blog gaat dan wel niet over SM maar is toch niet voor kinderen). Het aantal contacten in Linkedin in verhouding tot het aantal Facebookcontacten moet derhalve een gezonde verhouding zijn.

Een gezonde verhouding is in elk geval geen 1:1 verhouding. Als je net zo veel contacten hebt op Linkedin als in Facebook dan werk je te weinig of besteed je net zo weinig tijd aan je privécontacten als aan je werkcontacten. En beide is niet gezond. Waar de juiste verhouding wel ligt? Dat is deels persoonlijk en kun je zelf eenvoudig bepalen. Neem een gemiddeld privécontact en een gemiddeld werkcontact. Gemiddeld, dus niet je beste vriend (en al zeker niet je partner), en evenmin je baas of je kamergenoot. Ga vervolgens na hoeveel tijd je met de een en met de ander zou willen besteden. Deel die getallen en jekrijgt je ruwe Privé/Werk-verhouding. Het aantal contacten moet hieraan omgekeerd evenredig zijn. Stel bijvoorbeeld dat je met je gemiddeld privécontact 10 keer zoveel tijd zou WILLEN doorbrengen dan met je gemiddelde zakelijk contact; Als je aantal Linkedincontacten dan 10 maal je aantal privécontacten is, dan ben je in een ruwe SoMebalans.Ben je uit balans, ga dan op zoek. Of op Facebook, of op Linkedin, afhankelijk van de kant die de weegschaal uitslaat.

Ik spreek hierboven over een ruwe SoMe-balans, omdat ik deze tot nu toe even richt op enkel Facebook en Linkedin. Maar deze vormen natuurlijk maar een beperkt deeltje van ons digitale zijn. We Twitteren, we bloggen en misschien msn-en we zelfs nog of chatten we nog wel steeds fanatiek. Om daadwerkelijk te weten of we in balans zijn, zullen we ook met andere SoMe-activiteiten rekening moeten houden. Door bijvoorbeeld na te gaan hoe onze tweets verdeeld zijn over werk en privé. Twitteren we te veel privé onder werktijd? Of twitteren we te veel zakelijk als we eigenlijk het werk eens van ons af zouden moeten zetten? Of beperken we het twitteren tot de ene of de andere kant, zoals Frits Wester alleen zakelijk twittert en dus op Twitter totaal niet in balans lijkt? Onze ruwe SoMebalans zal aangevuld moeten worden met dergelijke gegevens om tot de verfijnde te komen.

Het liefst zou ik dat nu in een excelmodel gieten en lekker gaan rekenen hoe mijn verfijnde SoMebalans is. Maar voorlopig ga ik even uit van de ruwe. Dat wordt Facebook vanavond.....

zondag 12 december 2010

De identiteit van een EVC-diploma

Trucker rijdt dertig jaar zonder rijbewijs, lees ik net. Opgepakt met te veel drank, maar dat is even terzijde. Want al die tijd heeft hij blijkbaar zonder enige schade rond kunnen rijden in een vrachtwagen, nationaal en internationaal.

Wat ik niet begrijp is dat die trucker niet via een EVC-procedure zijn rijbewijs heeft ontvangen. Onderwijsdiploma's worden immers steeds vaker na een EVC-procedure verstrekt. Werkervaring is daarbij HET criterium. Maar waar je blijkbaar mbo- en hbo-diploma's kunt halen via een EVC-procedure, geldt dit voor een rijbewijs blijkbaar niet. Terwijl het wel of niet kunnen rijden mij makkelijker lijkt vast te stellen in een EVC-procedure dan of iemand, bijvoorbeeld, aan de eisen van een opleiding Management, Economie en Recht voldoet.

Het gaat me er nu even niet om of EVC's in het (beroeps-)onderwijs goed of slecht zijn, of de voordelen groter zijn dan de nadelen of omgekeerd. Maar er is wel een oneerlijkheid. Als ik dertig jaar lang onbevoegd als arts optreedt, kom ik niet in aanmerking voor een EVC. Zelfs niet als ik alleen maar patiënten heb genezen, er nooit een klacht tegen me geuit is en ik te boek sta als "de beste dokter van het land". Ook advocaat, notaris of accountant zal ik nooit worden via een EVC. En zelfs vrachtwagenchauffeur lukt me niet.

De reden begrijp ik ook wel. Sommige dingen mag je nu eenmaal niet doen, zonder de juiste papieren: opereren, vrachtwagen rijden, accountantsverklaringen tekenen. Maar dat betekent ook dat ik, juist omdat ik het niet mag doen, nooit de kans krijg om te bewijzen dat ik competent ben, zonder dat ik een regel overtreedt.

Blijkbaar is de ene opleiding meer waard dan de andere. Blijkbaar is het ene diploma meer waard dan het andere. Het artsendiploma en het accountantsdiploma zijn net als het rijbewijs meer waard dan veel andere diploma's, omdat ik me in een EVC niet mag bewijzen. Maar er zijn mensen die net zo hard studeren voor een diploma als een arts of een accountant. En daarom zou voor iedereen die zijn of haar diploma behaalt na jaren van harde studie, er in gouden krulletters op moeten staan: "Dit diploma is niet verkregen via een EVC".
                                           

De identiteit van een bloglezer

Mijn blog over "Vitesse-identiteit" is bijna zeven keer zo vaak bekeken als mijn blog over "Privacy" terwijl de laatste toch echt ouder is. Wie de kijkers zijn weet ik niet, behalve dan dan 89% van de lezers Windows als besturingssysteem gebruikt en dat meer dan de helft van die Windowsgebruikers ook nog eens Internetexplorer gebruikt als browser. Gelukkig gebruikt ook ruim een derde Firefox. Ruim 80% van de bezoekers is Nederlands, de rest komt bijna volledig uit de Verenigde Staten. Linkedin en Twitter zijn de belangrijkste verwijzingssites en de zoekwoorden zijn vooral mijn naam, waarmee ik Jeu Sprengers en Carlos Fortes (die als zoekterm ook naar een blog, in dit geval inderdaad "Vitesse-identiteit", verwijzen, de loef afsteek. Leuk, al die statistieken die blogspot bijhoudt. Nu ja, waarschijnlijk worden er heel wat meer statistieken bijgehouden, maar die mag ik natuurlijk niet zien. Die zijn bedoeld voor de programma's achter de blog die deze gegevens weer kunnen gebruiken om de lezers van specifieke reclameboodschappen te voorzien. En zo is de kans dat jij als lezer van deze blog Vitesses-shirt te koop krijgt aangeboden toch een stuk groter dan dat je reclame krijgt van een site die het je mogelijk maakt om zonder dat je IP zichtbaar wordt te surfen over het web.

Nu werd onlangs bekend dat Microsoft het in de nieuwe Internet Explorer 9 onmogelijk gaat maken om internetters te volgen. De vraag is echter of daar veel behoefte aan is. Het is al bijna vijftien jaar mogelijk om anoniem te surfen via een proxyserver. In de begintijd maakte ik daar zelf nog wel eens gebruik van, vooral omdat ik toch dacht te moeten voorkomen dat de Grote Broer ook naar mij keek. Inmiddels is echter ook bij mij de luiheid toegeslagen en wordt elke site die ik bezoek vriendelijk voorzien van mijn IP-adres. Dat geef ik in elk geval makkelijker weg dan mijn postcode waar soms winkels na een aankoop om vragen.

Het anoniem surfen is dus niet iets nieuws, maar iets wat al heel lang kan. En ik verdenk Microsoft er dan ook van dat ze zoiets alleen maar in Explorer inbouwen om even met de nieuwsberichten hierover een goede sier t maken. Zo iets van "kijk eens hoe Mircosoft met privacy bezig is". Want mensen die hier behoefte aan hebben, hebben al lang wegen gevonden om te voorkomen dat hun identiteit (in wezen dus hun IP-adres), bij de bezochte website bekend wordt. Sterker nog, die wegen zijn volgens mij ouder dan Internet Explorer, bestonden al in de tijd dat Netscape de browser was (en in Nederland good old Ilse de zoekmachine).

Ik weet het niet meer precies, maar volgens mij ging ik in 1994 online. Internet was toen nog voor de "happy few" en voor mijn gevoel was het aantal particuliere gebruikers wereldwijd toen minder dan thans in enkel Nederland. Internet was bijna per definitie een verborgen wereld, waar het gevoel om je identiteit te beschermen eigenlijk nog afwezig was. Het web was zo anoniem dat de identiteit bijna beschermd leek, in een wereld waarin iedereen verschuild ging achter onherleidbare nicknames, foto's overzenden bijna een dag kostte en social media volkomen onbekend waren. Vaag herinner ik me nog wat contacten uit die tijd, contacten van over de hele wereld. Contacten die Facebook, Linkedin of Twitter nooit bereikt hebben en daarmee altijd anoniem gebleven zijn.

Maar die zucht naar anonimiteit die toen nog heerste, is volkomen verdwenen. We doen er helemaal niet moeilijk over als we overal bekend zijn. Sterker nog, we vinden het wel handig dat sites ons herkennen als we ze weer bezoeken. En het maakt ons toch niet uit als de blogschrijver weet dat we zijn blog hebben gelezen? Zelfs op chatsites waar we soms nog een beetje anoniem willen komen, accepteren we zonder enig probleem dat iemand wiens profiel we aanklikken meteen kan zien wie er geklikt heeft.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat een blog over privacy veel minder lezers trekt dan een blog over Vitesse. Want hoewel het aantal supporters van de Arnhemse voetbalclub de afgelopen jaren fors is gedaald, is het aantal groter dan het aantal internetters die zich wereldwijd nog zorgen lijken te maken over hun privacy.

maandag 29 november 2010

De identiteit van de geautomatiseerde administratie

Enig tijd geleden blogde ik over de de identiteit van een jaarrekening.. Het leidde tot een interessante reactie van Gert van den Brink, wiens grootvader molenaar was.  Mijn grootvader was schoorsteenbouwer, onder meer van het Woudagemaal te Lemmer, waarmee hij de werelderfgoedlijst haalde. In het boek Peter Johannes Geelen. Bouwer van fabrieksschoorstenen pur S(j)ang tref ik in elk geval al vanaf 1911 omzetgegevens aan, waaruit blijkt dat er "iets" van een resultatenrekening werd bijgehouden. Interessant zijn ook de winstmarges per schoorsteen. In 1916 bijvoorbeeld liepen die uiteen van 44 tot 82 % per schoorsteen. Mijn opa schreef dat, net als de grootvader van Gert, op in een boekje. De twijfels die middeleeuwers hadden bij de introductie van het boek, deelden zij gelukkig niet: de opgeschreven informatie zou behouden blijven.

De schriften van de grootvaders zijn inmiddels vervangen door computers waar de informatie in wordt opgeslagen. De essentie van de digitale opslag is dat informatie gecodeerd wordt in enen en nullen: schakelaars die aan of uit staan, stroompjes die linksom of rechtsom lopen, de ja en de nee. Eenduidigheid en zekerheid, en ondanks de enorme complexiteit van de huidige systemen verifieerbaar. En hoewel accountants bij het vaststellen van "het getrouwe beeld van de werkelijkheid" in toenemende mate op EDP-auditors moeten vertrouwen, hebben ze in elk geval nog altijd deze zekerheid dat informatie in zijn meest essentiële vorm op een ondubbelzinnige wijze is opgeslagen.

Maar hoe lang nog? Hoe lang zal het nog duren voor de kwantumcomputer zijn intrede doet. En wat betekent dat? Introduceert de kwantumcomputer Schrödingers kat in de wereld van de administratie? Nu zijn er verschillende meningen en opvattingen over die kat. Daar waar Schrödinger zelf de kat probeerde aan te laten tonen dat het onzinnig is om te denken dat het bestaan van een deeltje niet zeker is tot dat het geobserveerd wordt, zijn er stromingen die de kat juist gebruiken om aan te tonen dat de superpositie ook onze macro-wereld op zijn kop kan zetten: totdat de waarnemer waarneemt, is de kat zowel levens als dood.

Dit maakt dat de kwantumcomputer mogelijk de doodsteek voor de accountant wordt. Een kwantumcomputer kan namelijk meerdere deuren tegelijk openen. Als ik vervolgens kan bepalen welke waarnemer welke deur ziet, dan kan ik op basis van dezelfde informatie die in superpositie opgeslagen is, elke waarnemer laten zien wat ik hem wil laten zien. En de accountant... die kan alleen nog maar verklaren dat de deur die voor hem geopend is een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid die hem getoond is.

zondag 28 november 2010

De identiteit van een jas

Een paar weken geleden was het me al opgevallen. De knoop van mijn leren jas zat er weer aan. Die knoop was er al een hele tijd af, ik had een keer geprobeerd om hem eraan te zetten maar na twee dagen was het al weer mis. "Je moet er een keer mee naar de schoenmaker", zei Mieke. Maar ja, als ik zoiets moet... dan wordt het Sintjuttemis. Ik had me de vraag wel gesteld hoe die knoop er nu ineens aan kwam, en dacht dat Mieke het misschien toch een keer zelf had geprobeerd of er in een onbewaakt moment zelf mee naar de schoenmaker was gegaan, maar om de een of andere reden kwam het er niet van om het haar te vragen.

Toen ik vandaag bij mijn ouders de jas van de kapstok wilde halen, lukte het in eerste instantie niet. Het lusje van de jas was ook kapot, zoals alle lusjes bij mij (een familiekwaal, "waar bij jullie een gaatje zit zit bij ons een lusje", zei een kind ooit tegen mijn moeder toen hij aan een keukenhanddoek zijn handen droogde). Bij gebrek aan een lusje was ik gewend om elke jas over de knopt van de kapstok heen te hangen. Een zo gehangen jas trek je er zo vanaf. Maar dit keer lukte dit met mijn jas, die door mijn vader was opgehangen, niet. Toen ik de jas er uiteindelijk af had, bleek dat net als de knoop het lusje gemaakt was. En hoewel die knoop nog aanzetbaar leek, is het maken van een vakkundig door mij gesloopt lusje toch een ander verhaal.


De jas is identiek aan de mijne, maar het is de mijne niet. Waar en wanneer de omwisseling heeft plaatsgevonden weet ik niet, maar het zal een maand of zo geleden zijn. Toen wilde ik op een avond een pakjes sigaretten uit de jas halen, en bleek de jaszak leeg. En dat maakt het verhaal pas een verhaal.

Want ongetwijfeld is mijn jas verruild met die van een man die net een half jaar gestopt was met roken. Na lang aandringen van zijn vrouw eindelijk een tijd nicotinevrij. Een man die per ongeluk met mijn jas naar huis ging, waar zijn vrouw het pakje sigaretten vond. Dat is ook niet zo vreemd want mijn jas ruikt naar rook, en waar rook is...
Woedend was die vrouw op de man. En niet zozeer omdat hij, blijkens mijn pakje Camel in mijn jas die de zijne leek, weer rookte. En zelfs niet omdat hij stiekem rookte. Maar dat hij een knoop van de jas had getrokken en het lusje kapot had gemaakt om te doen of het niet zijn jas was, ja dat kan ze hem nog steeds niet vergeven.

En dus hoop ik dat ik met deze blog een huwelijk kan redden. Want die leren Setpointjas met dat pakje Camel in de zak, die is van mij. 

donderdag 28 oktober 2010

Koe - Aan hooi of de identiteit van een jaarrekening

Al een aantal jaren leg ik studenten de volgende casus voor: hoe leer je een ouderwetse agrariër boekhouden? Er komen dan heel wat suggesties over debet, credit, bezittingen, schulden.... Maar ik zou het anders doen, zeg ik dan.

Ik neem als casus een melkveehouder en versimpel de casus volgens goed economisch gebruik: een melkveehouder, met koeien, die melk produceert en waarvoor mest afval is waar hij van af moet. Vervolgens trek ik mijn virtuele laarzen aan en ga met de boer door zijn bedrijf op stap en vraag hem mij te vertellen wat er gebeurt.
Uiteraard neemt hij me mee naar de stal, waar tevreden koeien staan te eten. "Kijk", zegt de agrariër.... "De koeien zijn aan 't hooi". En ik noteer de eerste journaalpost:


Koe
Aan hooi

Een voor de studenten volkomen acceptabele journaalpost. En dat geldt ook voor de tweede, als de boer me leidt langs de melkmachine:


Melk
Aan koe

Op het moment dat ik de boer vraag of er nog meer gebeurt in zijn bedrijf, laat een koe een mooie vlaai op mijn net gepoetste laarzen vallen. En ik weet de journaalpost, zegt de boer:


Mest
Aan koe


Waarop ik zeg (benadrukkend dat mest alleen maar afval is waar de boer van af moet): Dus de koe wordt minder waard als ze gescheten heeft?

Op dat moment kijken de meeste studenten me verbaasd aan. Aan de ene kant lijkt de journaalpost zo logisch, maar aan de andere kant voelen ze gelukkig dat er iets niet klopt. Want als mest alleen afval is, dan is de koe toch niet minder waard..... eerder meer......

Dezelfde blik van verbazing ontstaat soms bij mij als ik nadenk over de jaarrekening. In feite bestaat de kern van de jaarrekening uit een balans (een positie) en een resultatenrekening (een beweging van de ene positie naar de andere). De onzekerheidsrelatie leert ons dat het fundamenteel onmogelijk is om positie en verandering in de positie beide met zekerheid vast te stellen. Sterker nog. Hoe groter de zekerheid over de positie van een deeltje is, hoe groter de onzekerheid over de beweging, en omgekeerd. En de vraag is dan bij mij of deze fundamentele wet over een enkel deeltje, niet ook zou moeten gelden voor een balans en resultatenrekening?

Ik denk het wel. En het zou van toegevoegde waarde zijn als accountants duidelijk gaan aangeven waar hun prioriteit ligt bij het controleren van de jaarrekening. Ligt deze bij het bepalen van de positie of van de verandering van de positie? De huidige verklaringen lijken mij hier geen onderscheid in te maken en dit druist in tegen mijn fundamenteel natuurkundig begrip. Wat de vraag op roept in hoeverre er wel zekerheid wordt toegevoegd, zoals de studenten zich afvragen of de koe wel minder waard wordt, als ze gescheten heeft.

zaterdag 23 oktober 2010

Vitesse-identiteit

"Supporters hebben één recht, en dat is het recht om te klagen". Als mijn geheugen me niet in de steek laat, was het Willem van Hanegem die ooit deze woorden sprak. En als hij het niet was, dan zou ik ze graag aan hem toeschrijven, want het is één van mijn favoriete uitspraken uit de "voetballerij". Natuurlijk niet zo mooi als de uitspraak van Jeu Sprengers, midden jaren '80 als voorzitter van mijn grote jeugdliefde VVV (toen nog met FC voor de naam). Toen VVV ooit in de halve finale van de beker stond en mogelijk Europees voetbal zou halen, antwoordde Sprengers op de vraag wat er dan zou gebeuren: "Als we Europees voetbal halen worden we eerst heel erg dronken, want dat zal nooit meer gebeuren. En vervolgens verontschuldigen we ons bij onze supporters en zeggen dat dat toch echt niet de bedoeling was."

Ik deel de visie dat recht om te klagen het grootste supportersrecht is. Klagen is natuurlijk ook één van de belangrijkste redenen om naar het stadion te gaan. Het is ook een zekerheid: klagen kan altijd, ongeacht het resultaat of het spel. En zekerheden zijn belangrijk in het leven. Ook in het voetballeven.
Het is dan ook de plicht van de club om het klagen mogelijk te maken. Hiermee bedoel ik niet dat er allerlei spreekkoren toegestaan moeten worden, maar de club moet er wel voor zorgen dat supporters weten op wie ze moeten klagen, en ze ook de tijd krijgen zich hierop voor te bereiden.

De voormalig Vitesse-speler Carlos Fortes was voor mij een ideaal voorbeeld van een clubaankoop voor de klagers. Carlos liep in de meeste wedstrijden meer meters langs de zijlijn dan de beide grensrechters samen. En tijdens dat lange warmlopen konden we ons als supporters al heerlijk voorbereiden op het komend geklaag. Carlos was ook een ideale "klaagspeler". Hij kon best aardig voetballen (klagen op iemand die niets kan is niet leuk) en was meestal niet te beroerd om hard te werken (luie voetballers verdienen geen aandacht). Maar in al zijn voetbalenthousiasme ging er altijd wat mis en hij wist elke goede actie zelf te verprutsen. En dan krijg je het mooiste klagen: eerst klappen voor een mooie actie aan de zijlijn en dan het klagen omdat de voorzet weer eens in het publiek verdwijnt.

Sinds Jordania of Georginia of hoe heet ie bij Vitesse zit, is er echter niets meer te klagen. Niet omdat het voetbal goed is, maar omdat ik niet weer op wie ik klagen moet. Als ik voorafgaand aan de wedstrijd de opstelling doorneem, besluit ik toch maar weer om niet te gaan. De spelers zeggen me niets, ik weet niet hoe ze eruit zien, ik weet niet wat ze fout gaan doen. Per seizoen een paar nieuwe jongens, die ook nog eens geleidelijk en niet in een keer gebracht worden, dat kan ik als supporter aan. Maar in een keer 90 minuten klagen op spelers die ik nog nooit heb zien voetballen.... Ik heb geen idee hoe het moet. En dus ga ik ook morgen niet naar het Gelredome.....

Privacy

Gistermiddag had ik een gesprek over het organiseren van een thema-middag over IT in de accountancy. Tijdens dit gesprek werd "privacy" als mogelijk thema genoemd. "De jeugd van tegenwoordig maakt zich helemaal niet meer druk over privacy op internet" zei een van mijn gesprekspartners. "Klopt", dacht ik later. Maar is dit nog wel een probleem? Is het eigenlijk niet juist mooi dat iedereen alles van iedereen kan weten en het dus niet alleen big brother is die ons bekijkt? Een soort democratisering van het monopolie op informatievergaring.

Zelf denk ik nog wel eens terug aan de jaren tachtig, toen ik op mijn studentenkamertje achter een PC-tje (een echter, met twee 5 1/4 floppy drives, 512 K intern geheugen en een matrixprintertje) zat. Geïsoleerd, opgesloten en in het diepste geheim kon ik werken aan documenten die de wereld nooit zou zien en niet verder kwamen dan de oudpapierbak, nadat ze met veel geratel waren uitgeprint. Bestanden die met een wachtwoord op een floppy werden gezet, de floppy verdween in een gesloten kast en alles leek beter verstopt en verborgen dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden. Leek, want wat wisten we toen eigenlijk over het digitaliseren van de wereld? Weinig tot niets. Het was de tijd waarin de waarschuwing in de PC-handleiding: "Maak onmiddellijk een kopie van uw systeemdiskettes" door sommige verse computergebruikers nog werd gezien als een aansporing om deze onder het kopieerapparaat te leggen en vervolgens de originelen te perforeren en op te bergen in een ordner.

Toen ik begin jaren 90 op internet ging (het zal denk ik '93 geweest zijn, maar zeker weten doe ik het niet meer) had ook internet nog dat geheime en anonieme. Plotseling was daar ineens contact met de rest van de wereld, althans met die kleine voorhoede die een internetabonnement nam en via een 33K-modempje zich al piepend over de digitale snelweg begaf (hoewel, snelweg.... eerder was het een dichtgegroeid bospaadje). Toevallig had ik het laatst nog over mijn eerste chatcontacten: iemand uit Engeland, iemand uit de VS (of was het Canada), mensen van wie ik nooit meer heb geweten dan een nickname en een enkele keer een gescande foto. Maar het was anoniem en, sterker nog, het was nog vrijwel onmogelijk om een bekende tegen te komen. Daarvoor liepen er te weinig mensen over het bospaadje en was het bos ook te dicht begroeid, ondoordringbaar bijna en waarin "Ilse" onze eerste gids probeerde te zijn.

Inmiddels heb ik de anonimiteit ook maar van me afgeschud. Ik ben vindbaar en om het iedereen makkelijk te maken koppel ik twitter, facebook en linkedin, heb ik eindelijk maar de mailadressen aangemaakt op de domeinnaam die ik jaren geleden al registreerde, komt alles binnen op de telefoon, staan pc, laptop en netbook continu in verbinding en zoek en vind ik mensen die ik ooit gekend heb, en, nog leuker, komen ze soms volkomen onverwacht als contactsuggesties in de diverse social media. Prima toch?

Eigenlijk is privacy helemaal geen thema meer. Iedereen weet alles van elkaar of althans, kan alles weten. En toch zijn er zaken die je niet met iedereen wilt delen. En dus zijn er mensen die een tweede of zelfs derde identiteit aannemen. Een nickname met bijbehorend emailadres die nooit gekoppeld worden aan het openbare, een avatar die op geen  enkele manier lijkt op de profielfoto in de openbare social media profielen. Om die dingen die je toch nog voor jezelf of een klein groepje wilt houden, te verbergen voor de buitenwereld.